Erkenning als essentieel onderdeel van politieke excuses (publication in Impact magazine)

In December 2020, Marieke Zoodsma wrote an article for Impact Magazine, a publication by ARQ Centre of Expertise for the Impact of Disasters and Crises. This edition of the magazine would focus on the theme ‘ acknowledgment/recognition’. Below you can find the full text.

‘Verschillen die lang geleden zijn veroorzaakt, zitten ons nog altijd in de weg. En we kunnen pas samen vooruit, als we zonder vrees onze geschiedenis erkennen, en er over durven spreken.’ Minister Ingrid van Engelshoven in haar toespraak tijdens de Nationale Herdenking Slavernijverleden, 1 juli 2020.

Het aanbieden van excuses door de Nederlandse regering voor het slavernijverleden was een veelbesproken onderwerp in de aanloop naar Keti Koti dit jaar, de nationale herdenking en feestdag ter viering van de afschaffing van de slavernij. De viering viel ook samen met wereldwijde demonstraties van de Black Lives Matter beweging, als reactie op de moord op de Amerikaanse George Floyd, en daarmee ook met een opleving van het racismedebat in Nederland. De Tweede Kamer besloot uiteindelijk geen excuses voor het slavernijverleden aan te bieden, want, zo betoogde Rutte tijdens het Kamerdebat op 1 juli, ‘kun je mensen die vandaag leven hiervoor verantwoordelijk houden?’. In plaats van excuses, sprak Minister Van Engelshoven daarom in haar toespraak over getuigenis geven aan het verleden en het erkennen van onze geschiedenis.

Dit besluit van de Nederlandse overheid is een opvallende keuze. Het aanbieden van politieke excuses is de afgelopen decennia een wereldwijde trend geworden, waarbij landen zowel onder elkaar als binnen de eigen landsgrenzen spijt betuigen van misdaden uit het al dan niet recente verleden. Met name sinds het einde van de Koude Oorlog zijn slachtoffers van mensenrechtenschendingen steeds nadrukkelijker om excuses gaan vragen en zijn steeds meer landen deze ook gaan aanbieden. In een database die ik voor mijn promotieonderzoek aan Tilburg University heb aangelegd staan nu ongeveer 330 politieke excuses, die door ruim 70 landen over de hele wereld zijn aangeboden. Meer dan 75% van deze excuses zijn in de afgelopen twintig jaar gemaakt.

Politieke excuses worden in alle vormen en maten en over de hele wereld aangeboden – landen als Argentinië, Oeganda, Noorwegen maar ook Noord-Korea en Irak hebben excuses aangeboden. Politieke excuses verschillen niet alleen in hoe ze worden geuit maar ook in de reacties die ze oproepen. Er lijkt daarmee voor politieke excuses, zoals met veel zogenaamde mechanismes van transitional justice (denk bijvoorbeeld aan waarheidscommissies of herstelbetalingen), geen one size fits all te zijn. Politieke excuses kunnen bij slachtoffers en nabestaanden in belangrijke psychologische behoeftes voorzien, bijvoorbeeld omdat daarmee hun leed wordt erkend en hun waardigheid, reputatie en rechten worden (her)bevestigd. Daarnaast kan het betuigen van spijt worden gezien als een signaal dat zij een gelijkwaardig onderdeel zijn van de morele gemeenschap, een belangrijke stap naar een gezamenlijke toekomst en verzoening. Maar hoe groot is deze transformatieve kracht van excuses? Welke elementen zijn essentieel voor slachtoffers, nabestaanden en voor niet-slachtoffers? Kunnen excuses effectief zijn bij het verwerken van leed en leiden tot verzoening?

Het doorbreken van stilte door erkenning 

Voor het onderzoeksproject Political Apologies across Cultures, waar mijn promotietraject deel van uitmaakt, legden wij deze vragen voor aan mensen in El Salvador, Zuid-Korea en het Verenigd Koninkrijk. In elk van deze landen is de afgelopen decennia excuses gemaakt voor staatsgeweld in het verleden. De casus in El Salvador had betrekking op de massamoorden die werden gepleegd tussen 10 en 12 december 1981 in de omgeving van het bergdorpje El Mozote, tijdens de Salvadoraanse burgeroorlog. Hierbij kwamen meer dan duizend mannen, vrouwen en kinderen om het leven. De Salvadoraanse president Funes bood in 2012 zijn excuses aan voor het bloedbad. In Zuid-Korea richtten we ons op de massamoorden die plaatsvonden op het zuidelijke eiland Jeju eind jaren veertig en begin jaren vijftig, tijdens de scheiding van de twee Korea’s. Tijdens deze Jeju 4.3 Uprising kwamen naar schatting 30.000 eilanders om het leven. In 2003 reisde president Roh Moo-Hyun af naar het eiland om excuses aan te bieden. In het Verenigd Koninkrijk richtten we ons op Bloody Sunday, 30 januari 1972, de dag waarop Britse troepen demonstranten doodschoten in de Noord-Ierse stad Derry. Premier Cameron bood in 2010 in het Britse House of Commons excuses aan voor deze gebeurtenissen.

In alle drie de gevallen spraken we met slachtoffers en nabestaanden van het geweld en met niet-slachtoffers. Wat bleek? Voor zowel slachtoffers als niet-slachtoffers in deze landen waren de excuses vooral belangrijk vanwege de publieke erkenning van de gebeurtenissen en het leed dat dit heeft veroorzaakt. De excuses waren daarmee een belangrijk moment waarop het zwijgen eindelijk werd doorbroken en waarbij er openlijk en op nationaal, officieel niveau werd gesproken over de misdaden die waren begaan. Voor de slachtoffergroep betekende dit eindelijk erkenning van hun leed, voor de niet-slachtoffergroep betekende dit erkenning van een geschiedenis die hun in sommige gevallen zelfs nog onbekend was.

Tijdens onze gesprekken kwam ook naar voren dat het niet alleen belangrijk is dat de gepleegde misdaden worden benoemd maar dat deze ook worden veroordeeld. Zo sprak president Funes van El Salvador bijvoorbeeld in zijn speech over ‘de grootste massamoord in de hedendaagse geschiedenis van Latijns Amerika’ en dat ‘hier, de allerergste zonde is begaan’. Premier Cameron van het Verenigd Koninkrijk verklaarde dat ‘wat is gebeurd nooit had mogen gebeuren’ en dat ‘de families van de overledenen niet hadden hoeven leven met de pijn en het leed van die dag en van levenslang verlies’. En in Zuid-Korea benadrukte president Roh Moo-Hyun dat ‘veel onschuldige burgers van Jeju waren opgeofferd’ en dat hij zal ‘bidden dat de onschuldige slachtoffers hun eindelijke rustplaats zullen vinden’. De woorden van deze staatsleiders werden door veel van onze respondenten gezien als een krachtige eerste stap naar dialoog en een gedeeld narratief over het geweld dat is gepleegd.

Politieke excuses op een precaire weegschaal

Niet iedereen die wij spraken was even positief over de aangeboden excuses. Dat komt onder meer omdat in politieke excuses vaak een nieuw narratief over (zeer) omstreden gebeurtenissen wordt gecreëerd. Waar voor slachtoffers en nabestaanden het excuus daarmee een positieve omslag van ontkenning naar erkenning betekent, kan dit voor niet-slachtoffers het onnodig oprakelen van het verleden betekenen en daarmee het openhalen van pijnlijke oude wonden. Een belangrijke factor hierbij is dat voor alle drie door ons onderzochte casussen het nationale leger de orders had uitgevoerd en de misdaden gepleegd. Dit zorgt voor een precaire situatie binnen een samenleving waar de gemoederen tussen de verschillende belangengroepen soms hoog kunnen oplopen. De precieze formulering van politieke excuses (wat wordt er gezegd en hoe) wordt daarom zeer nauwkeurig op een weegschaal gelegd, zowel door de schrijvers van het excuus als door de ontvangers zelf. Dit is vaak ook terug te zien in reacties in de media op excuus uitingen, waarbij de vraag of het officiële excuses waren of ‘slechts’ een spijtbetuiging vaak worden uitgelicht.

Uit het onderzoek bleek dat er ook een aantal verschillen waren tussen de landen in hoe de excuses werden gewaardeerd en wat deze hadden bewerkstelligd. Zo benadrukten respondenten in Noord-Ierland dat de omgekomen slachtoffers door het excuus eindelijk onschuldig waren verklaard: voor een lange tijd waren zij bestempeld als IRA-terroristen. In Zuid-Korea vertelden de respondenten dat de excuses hadden geholpen om de eer van de omgekomen slachtoffers en hun familie te herstellen. In deze gesprekken werd vaak gerefereerd naar het herstellen van ‘han’, een specifiek Koreaanse conceptie van rouw en verdriet na het verlies van familieleden en dit kan worden doorgegeven van generatie op generatie. In El Salvador legden de respondenten nadruk op hoe het excuus was aangeboden: de president was speciaal naar het afgelegen bergdorpje afgereisd om de getraumatiseerde gemeenschap toe te spreken. President Funes, bewust van dit aanwezige trauma, had daarnaast aan zijn beveiliging gevraagd om geen legeruniform aan te trekken maar in neutraal wit te komen. Hij had tranen in zijn ogen toen hij zijn speech uit sprak. Dit maakte grote indruk op de lokale gemeenschap.

Conclusie

Er zijn zowel overeenkomsten als verschillen te vinden tussen deze drie verschillende landen in de uitvoering en evaluatie van politieke excuses. Het erkennen van de begane misdaden en het leed wat dit heeft veroorzaakt blijkt hierbij een gemeenschappelijke factor. De drie staatsleiders brengen dit ieder op een eigen manier over, maar de kern blijft het expliciet erkennen van het grove geweld dat is gepleegd en de vele mensenlevens die daarbij zijn omgekomen. Dit is wat vooral de ontvangers van de excuses als essentieel bestempelen. Ook in de geciteerde woorden van Van Engelshoven hierboven weerklinkt dit sentiment.

Het leed van slachtoffers en nabestaanden werkt vaak nog zodanig door in het heden – bijvoorbeeld in de vorm van racisme, discriminatie, identiteitsverlies of trauma – dat erkenning van deze erfenis een belangrijke stap is in de richting van verwerking en verzoening. Ook is het een belangrijke stap in de richting van een breed maatschappelijk gedragen open dialoog over het gepleegde geweld en de nasleep ervan.

Door het debat over het wel of niet aanbieden van excuses te stoelen op kwesties als verantwoordelijkheid en schuld, wordt aan de essentie van het aanbieden van excuses voorbij gegaan: het erkennen van wat er in het verleden is gebeurd en daarmee het op gang brengen van een dialoog tussen de verschillende betrokken groepen. Politieke excuses fungeren hierbij niet als afsluiting, maar als een fundamenteel begin van een gezamenlijke toekomst.

Rutte’s Apology and the Importance of Acknowledgement

These last days, in the run-up to and aftermath of the International Commemoration of the liberation of Auschwitz, there has been a lot of (media) attention for the apology Prime Minister Mark Rutte has made for the Dutch government actions during the Holocaust. Or, perhaps we could phrase it as an apology for the failure of government actions during that time. Some media report on the fact that Rutte kept his decision to apologize ‘silent’ until the very end, that even the Dutch Jewish community was surprised, while others point out that it is an important and necessary step that “marks a definitive turn in thinking about the Dutch attitude to and relationship with the German occupier” (“markeren de definitieve omslag in het denken over de verhouding tussen Nederland en de Duitse bezetter”).

What we see in the public reaction to this apology, from victims as well as non-victims, is similar to what we have seen during our research in the United Kingdom, South Korea, and El Salvador on how people evaluate apologies for past wrongdoings. In the interviews that we conducted in these countries, we asked people what they saw as the most important aspect of the apology that was offered to them by their respective leaders for past human rights violations (in all three cases state violence against unarmed civilians). Across the three countries, participants stressed that for them, it was crucial that the crimes were finally acknowledged and that their suffering was recognized in public by their government.

The importance given by people to the public acknowledgment of the crimes fits quite well with the idea of an apology representing a threshold or a moral turning point, where a political leader or a government – sometimes more explicitly and sometimes more implicitly – changes the way certain collective crimes are being spoken of. This makes, by definition, such an act a contestation in historical narrative. But potentially, it could open up debate and dialogue.  As one male participant from South Korea told us: “I don’t see an apology as a way to escape from responsibilities. Because this apology has put things in motion, a discussion like this today can happen. Now everyone can discuss things freely”.

Time will show whether or not Rutte’s speech last Sunday will mark a (moral) turning point in the way the Dutch view their history of collaboration. It is at least a big step further from the apology made by Prime Minister Wim Kok in 2000 for the ‘chilly response’ Jewish people and other persecuted minority groups received when returning to the Netherlands after the war. But in a European perspective, the Dutch are taking their time in this process of ‘dealing with and facing up the past’. Representatives of countries such as Belgium, Norway, and Poland have already expressed words of apology for their country’s role during the Holocaust. In that sense, Rutte was definitely right by emphasizing the importance that “now that the last remaining survivors are still with us, I apologize” – it just took the Dutch government 75 years to realize that fact.

Marieke Zoodsma